Fabels: dieren die ons iets over onszelf vertellen
In klas twee luisteren de kinderen naar fabels: oude, eenvoudige verhalen waarin dieren spreken met een menselijke stem. Al generaties lang worden deze verhalen in alle culturen en talen verteld omdat ze iets wezenlijks raken in de mens. Ze zijn kort, helder en vaak speels, maar onder hun eenvoud schuilt een diepe wijsheid.
Dieren als spiegels van de mens
In de fabelwereld dragen dieren menselijke eigenschappen. Ze spreken, denken en handelen zoals wij. Daardoor kunnen kinderen in die dieren iets van zichzelf herkennen: hun slimheid, hun streken, hun verlangens en hun gevoelens.
De vos is misschien wel de bekendste fabelheld. Hij is scherp van geest, sluw en vindingrijk. Met zijn woorden weet hij vaak anderen te overtuigen of om de tuin te leiden. Toch leert hij – en daarmee de luisteraar – dat verstand alleen niet altijd tot geluk leidt. Achter zijn slimheid schuilt soms een verlangen naar iets wat niet met list te bereiken is: eerlijkheid, verbondenheid, warmte.
De kraai, de ooievaar en andere fabeldieren
In fabels komt een hele stoet dieren voorbij, ieder met zijn eigen karakter. De kraai bijvoorbeeld is trots en graag gezien, maar soms ook wat ijdel. In het verhaal van “De vos en de kraai” laat hij zich verleiden door vleierij en verliest hij zijn stukje kaas. Dit is een beeld dat kinderen laat voelen wat er gebeurt als je te graag bewonderd wilt worden.
De ooievaar daarentegen is bedachtzaam en vriendelijk. In de fabel van “De vos en de ooievaar” leert hij dat niet iedereen dezelfde manieren heeft en dat ware vriendschap niet draait om slimheid, maar om respect.
De leeuw verschijnt vaak als de koning onder de dieren, sterk en trots, maar ook gevoelig voor eer. Hij leert dat macht verantwoordelijkheid vraagt.
De ezel is eenvoudig, trouw en soms wat onhandig, maar juist in zijn bescheidenheid ligt zijn kracht.
De mieren werken onvermoeibaar, terwijl de krekel zingt en droomt. Samen laten ze kinderen zien dat er vele manieren zijn om in de wereld te staan.
Leren door te beleven
In de klas luisteren de kinderen niet alleen naar de verhalen maar ze tekenen, schilderen of spelen ze ook uit. Door het naspelen of uitbeelden ervaren ze van binnen wat er in de dieren leeft: trots, vreugde, spijt, slimheid of vriendschap. Zo leren ze niet door uitleg of regels wat goed en kwaad is, maar door het te voelen.
De fabels spreken rechtstreeks tot het hart. Ze geven taal aan emoties die kinderen misschien nog niet met woorden kunnen uitdrukken, maar wel kunnen herkennen.
Beelden die blijven leven
De kracht van fabels zit in hun eenvoud. Een kind dat luistert naar het verhaal van de vos, de kraai of de ezel, draagt dat beeld nog lang met zich mee. Misschien herkent het zichzelf later in de slimheid van de vos of de goedgelovigheid van de kraai.
Zo helpen fabels het kind om stap voor stap zijn eigen binnenwereld te leren kennen. Niet met uitleg of oordelen, maar met beelden die blijven leven en groeien. Net als het kind zelf!
